Renvooi en uitleg faillissementsakkoord (Garda/Lehman)

Hof Amsterdam 21 mei 2019, Rechtspraak Insolventierecht 2019/61

Is in een renvooiprocedure eisvermeering toegestaan? Welke maatstaf geldt voor de uitleg van een faillissementsakkoord?

1. Inleiding

In deze uitspraak laat het hof zijn licht schijnen over de eisvermeerdering in een renvooiprocedure en over de uitleg van het faillissementsakkoord. Het is bovendien een aanleiding een blik (vooruit) te werpen op de omgang met na homologatie van een akkoord hoger vastgestelde vorderingen.

2. Eisvermeerdering in renvooi

Hoewel de gronden niet in het arrest zijn vermeld – het hof verwijst naar de gronden door de rechtbank in haar proces-verbaal verwoord – is het oordeel van het hof dat geen eisvermeerdering in renvooi mogelijk is (ro. 3.4), vaste rechtspraak (Zie ook). Het wel toelaten van een eisvermeerdering zou ertoe kunnen leiden dat – anders dan de Faillissementswet tot uitgangspunt neemt – medeschuldeisers hun bezwaren tegen het meerdere niet kenbaar kunnen maken. Dat geldt te meer nu zij zich niet mogen voegen en niet mogen tussenkomen in de renvooiprocedure (art. 122 lid 4 Fw). Bij gebreke aan een wettelijk verbod van eisvermeerdering in renvooi, staat derhalve het systeem van de Faillissementswet aan de eisvermeerdering in de weg.

3. Uitleg van het faillissementsakkoord

Een wettelijke maatstaf voor de uitleg van een (faillissements)akkoord ontbreekt. Door homologatie wordt het akkoord bindend opgelegd aan alle schuldeisers zonder voorrang, ‘onverschillig of zij al dan niet in het faillissement opgekomen zijn.’ (art. 157 Fw). Er raken derden aan het akkoord – een overeenkomst tussen schuldenaar en concurrente schuldeisers –gebonden. Denk aan hen wier vordering is betwist of die niet over, of tegen het akkoord hebben gestemd. Deze derden zijn geen partij bij de regeling (het akkoord), hebben geen invloed gehad op de inhoud en/of formulering van het akkoord en zijn niet bekend met de partijbedoelingen. Het hof legt het akkoord daarom – in lijn met jurisprudentie, zie ook – uit met inachtneming van de Haviltex-regel naar objectieve maatstaven, de zogenaamde CAO-norm (zie art. 6:248 lid 1 BW en zie ook). Openbare bronnen spelen daarbij een rol. In dit geval slaat het hof acht op de openbare faillissementsverslagen en het openbare advies van de curatoren over het akkoord (art. 140 Fw).

4. Vooruitblik: WHOA

Hoe dezelfde situatie onder de toekomstige WHOA (Zie ook) te beoordelen? Stel: de schuldeiser is als stemgerechtigd schuldeiser tot de stemming over het akkoord toegelaten (art. 376 Fw (voorstel)), maar is het niet eens met het bedrag waarvoor. Het akkoord bindt dan, mits gehomologeerd, deze schuldeiser wel (art. 385 Fw (voorstel)). Op verzoek van de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige (niet: de schuldeiser zelf) kan de rechter het bedrag van de vordering bepalen. Die vaststelling is van procedurele aard en ziet alleen op de toelating tot de stemming (art. 378 lid 4 Fw (voorstel)); zij is geen materiële vaststelling van de vordering. Daarover zal tussen schuldeiser en schuldenaar een afzonderlijke procedure gevoerd moeten worden (MvT bij art. 378 lid 1). Dit is uiteraard geen renvooiprocedure, omdat geen verificatievergadering heeft plaatsgevonden bij gebreke aan een faillissement. Naar verwachting zal de rechter ook in dit geval de CAO-norm toepassen. De kring van derden zal beperkter zijn dan in faillissement. De schuldeisers die niet stemgerechtigd waren, zijn immers niet gebonden aan het akkoord.

5. Gevolg aanpassing vordering na homologatie

In geval van zowel het faillissementsakkoord als het (toekomstige) onderhands akkoord bedreigt een latere (hogere) vaststelling van een vordering niet de geldigheid van het akkoord (art. 147 Fw resp. art. 378 lid 4 Fw (voorstel)). De schuldenaar zal in beginsel het akkoordpercentage over de door de rechter vastgestelde vordering van de schuldeiser moeten voldoen. Dat kan tot problemen leiden, indien de reservering voor de vordering onvoldoende is, zoals in dit geval:€ 2,6 miljoen, bij een uiteindelijke erkenning voor € 8,9 miljoen. Als de schuldenaar niet aan zijn (aangepaste) verplichtingen voldoet, kan ontbinding van het faillissementsakkoord worden gevorderd (art. 165 Fw). Die mogelijkheid bestaat in het WHOA-voorstel ook, tenzij ontbinding in het akkoord is uitgesloten (art. 387 lid 2 Fw (voorstel)).

mr. J.A. Stal
advocaat bij Cleber te Amsterdam

Jeroen Stal

Publicaties van Jeroen Stal

2018
2017
2016
Cleber advocaten

Corporate | Litigation