Homologatie van faillissementsakkoord (Oi-herstructurering)
Rechtbank Amsterdam 11 juni 2018, Rechtspraak Insolventierecht 2018/94
Mag de rechtbank tot homologatie van het faillissementsakkoord overgaan?
Doel homologatie
Het faillissementsakkoord is een zogenaamd dwangakkoord. Indien gehomologeerd, kan het aan niet-verschenen of tegenstemmende schuldeisers dwingend worden opgelegd. Ter bescherming van hen, maar eventueel ook van onjuist geïnformeerde of onwetende vóórstemmende schuldeisers, is in een toets van het (aangenomen) akkoord door de rechtbank voorzien: de homologatie.
Contractvrijheid
Het akkoord is een overeenkomst tussen schuldenaar en schuldeisers, van oudsher gericht op voorkoming van gerechtelijke vereffening (een liquidatieakkoord). Het kent echter geen vaste inhoud; er is sprake van contractvrijheid. Daarom zijn varianten op de directe, gedeeltelijke betaling denkbaar, bijvoorbeeld met het oog op het reorganiserend vermogen van het faillissement (zoals een gedeeltelijke ‘debt for equity swap’). De overweging van de rechtbank dat het akkoord naar de strekking van art. 153 lid 2 onder 1 Fw dient te worden beoordeeld, getuigt van pragmatisme.
Weigeringsgronden; transparantie
De wet geeft in art. 153 lid 2 Fw vier imperatieve gronden voor weigering van de homologatie. Die opsomming is niet limitatief. De rechtbank heeft daarnaast een discretionaire weigeringsbevoegdheid en mag ambtshalve homologatie weigeren (art. 153 lid 3 Fw). Van de rechter die over de homologatie moet beslissen, mag worden verwacht dat deze, met het oog op de daaraan voor belanghebbenden verbonden (meestal) ingrijpende gevolgen, voldoende inzicht geeft in zijn gedachtegang opdat de beslissing zowel voor belanghebbenden als derden, daaronder begrepen de hogere rechter, controleerbaar en aanvaardbaar is (zie Intercomm Holdings/UPC).
Kanttekeningen
De rechtbank is bij de toetsing aan de weigeringsgronden in art. 153 lid 2 onder 1 en 2 Fw mogelijk te pragmatisch geweest. Zo vermeldt de rechtbank in de beschikking alleen dát de rechter-commissaris (art. 152 Fw) en de curator hebben geadviseerd, maar niet wát de inhoud van die adviezen was. Zij waren mogelijk niet positief, nu ook de rechtbank concludeert dat het ook haar ontbreekt aan informatie om het aanbod ten volle te kunnen beoordelen. Bovendien lijkt de tweede aanwijzing voor het realiteitsgehalte van het aanbod – dat een zeer grote meerderheid van de schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd – niet overtuigend. De beoordeling van het akkoord door de rechtbank strekt nu juist tot bescherming van de minderheid en zal zij een eigen afweging moeten maken. Verder bedient de rechtbank zich van bewoordingen als ‘niet gebleken [is]’ dat de voor directe betaling benodigde gelden niet aanwezig zouden zijn, en ‘er [is] geen aanwijzing dat de overeengekomen omzettingen niet zullen plaatsvinden.’ Vraag is of de rechtbank daarmee voldoende inzicht in haar gedachtegang heeft gegeven (zie Intercomm Holdings/UPC).
Publicaties van Jeroen Stal
2018
- Mag de rechtbank tot homologatie van het faillissementsakkoord overgaan? (rechtspraak Insolventierecht 2018/94)
- Heeft de huisaccountant/fiscalist een beroepsfout gemaakt bij de advisering rondom bedrijfsovername? Is sprake van schending klachtplicht en eigen schuld? (rechtspraak Insolventierecht 2018/87)
- In hoeverre is bij een doorstart in een faillissement sprake van overgang van onderneming? Kan het Smallsteps-arrest analoog worden toegepast? (rechtspraak Insolventierecht 2018/75)
- Is bij pandexecutie van aandelen volgens de blokkeringsregeling toestemming van de voorzieningenrechter vereist/mogelijk? (rechtspraak Insolventierecht 2018/65)
- Is de bank jegens aandeelhouder(s) van een kredietnemer aansprakelijk als buitensporige tegenprestaties bij verruiming van het (nood)krediet het faillissement van kredietnemer tot gevolg hebben? (rechtspraak Insolventierecht 2018/56)
- Is de (register)accountant die optreedt als curator onderworpen aan tuchtrechtspraak voor accountants? (rechtspraak Insolventierecht 2018/36)
- Geldt art. 57 lid 3 Fw ook als na omslag van de faillissementskosten per saldo niets aan de Ontvanger kan worden uitgekeerd? (rechtspraak Insolventierecht 2018/20)
- Is een levensverzekering een hoogstpersoonlijk recht? Kan een afkoopverbod aan de curator worden tegengeworpen? (rechtspraak Insolventierecht 2018/3)
2017
- Dispute Resolution 2017: Netherlands (in: S. Lamb (ed.), Dispute Resolution 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2017)
- Is intrekking van de voorlopige surseance van betaling mogelijk? Wat is de verhouding met een buitenlandse herstructureringsprocedure? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/60 en 61, 2017/71 en 72)
- Is bij pandexecutie van aandelen volgens de blokkeringsregeling toestemming van de voorzieningenrechter vereist/mogelijk? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/52)
- Verjaring van vordering op hoofdschuldenaar. Vraag of borgtocht op grond van art. 7:853 BW is tenietgegaan. (JOR 2017/81)
- In hoeverre bestaat causaal verband tussen onbevoegde kredietopzegging en het faillissement van kredietnemer? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/35)
- Is het overnemen van activiteiten voorafgaand aan faillissement onrechtmatig of paulianeus? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/31)
- Heeft de curator een vordering voor hetgeen failliet voor faillissement heeft gepresteerd, indien hij de overeenkomst niet gestand doet? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/13 en 2017/14)
- Geldt het afdwingen van doorlevering van diensten gedurende de afkoelingsperiode als gestanddoening in de zin van art. 37 Fw? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/12)
- Litigation Funding 2017: Netherlands (in: S. Friel en J. Barnes (eds.), Litigation Funding 2017, Getting The Deal Through Series, Law Business Research: 2016)
- Hebben beschikkingshandelingen van de curator, verricht na vernietiging van de faillietverklaring en voor het in kracht van gewijsde gaan daarvan, goederenrechtelijke werking? (Rechtspraak Insolventierecht 2017/4)
2016
- Hoe moet een hypotheekakte worden uitgelegd met het oog op het tenietgaan van het hypotheekrecht? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 109)
- Leidt wanprestatie van de externe insolventieadviseur tot een onrechtmatige daad jegens de gezamenlijke schuldeisers die in hun verhaal zijn benadeeld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/ 86)
- Wanneer verjaart de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een proces-verbaal van een verificatievergadering? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/64)
- Heeft een crediteur in faillissement recht op inzage in de administratie ter onderbouwing van de aansprakelijkstelling van een derde? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/55)
- Heeft de failliet recht op afgifte van / inzage in het proces-verbaal van een getuigenverhoor? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/43)
- Borgtochtovereenkomst. Verjaring. Nu vordering op gefailleerde en ontbonden hoofdschuldenaar niet is verjaard, is borgtocht niet geëindigd ex art. 7:853 BW (JOR 2016/101)
- Hoe verhouden zich in een negatieve boedel de kosten van executie en vereffening met de boedelvordering van de pandhouder voor door de curator onrechtmatig geïnde vorderingen? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/32)
- Hoe dient een cao-bepaling over bijzonder arbeidsvoorwaarden bij indiensttreding bij een nieuwe werkgever na faillissement te worden uitgelegd? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/26)
- Is een curator bevoegd tot indiening van een enqueteverzoek? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/15)
- Naar welk criterium dient het salaris van de curator na vernietiging van de faillietverklaring te worden vastgesteld? (Rechtspraak Insolventierecht 2016/5)
Corporate | Litigation